De provincie Noord-Holland kent de volgende provinciale belastingen en heffingen:
- Belastingen: betalingen voor het uitvoeren van collectieve vormen van dienstverlening met een algemeen belang. De provincie kent provinciale opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting. De opbrengst van deze belasting is een algemeen dekkingsmiddel.
- Heffingen: betalingen voor de uitvoering van publiekrechtelijke dienstverlening, die verband houden met collectieve voorzieningen. In de provincie Noord-Holland is dit de grondwateronttrekkingsheffing.
- Leges: betalingen voor individuele dienstverlening van overheidsdiensten van publiekrechtelijke aard. De provincie Noord-Holland kent leges en overige rechten.
- Nazorgheffing: In de zogenoemde Leemtewet is op 1 april 1998 een regeling in de Wet milieubeheer opgenomen over de nazorg van operationele stortplaatsen. Dit zijn stortplaatsen waar het storten van afvalstoffen niet vóór 1 september 1996 is beëindigd.
Belastingen: opcenten motorrijtuigenbelasting
De motorrijtuigenbelasting wordt geheven over het bezit van een motorvoertuig. De heffing en inning van de motorrijtuigenbelasting, waarop de provinciale opcenten meeliften, verzorgt de Belastingdienst. Bovenop de motorrijtuigenbelasting betalen houders van personenauto’s en motoren provinciale opcenten. De provincies stellen het opcententarief vast. Zij zijn daarbij gehouden aan een wettelijk maximum dat het Rijk bepaalt. Het huidige wettelijk maximum bedraagt voor 2024 138,3 (Provinciewet artikel 222, tweede lid). Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met het inflatiecorrectiecijfer. Het maximum opcententarief voor 2025 wordt in augustus/september van dit jaar bekendgemaakt. Per 1 januari 2024 heeft de provincie Noord-Holland het opcententarief verhoogd van 67,9 naar 77,4 opcenten.
De provincie Noord-Holland heeft sinds 2001 het laagste opcententarief. Onderstaand overzicht geeft inzicht in de tarieven per provincie. Let wel, de tarieven voor 2025 zijn voorlopig en gebaseerd op de beschikbare informatie per ultimo juli 2024.
Provincie | 2025 | 2024 |
---|---|---|
Noord-Holland | 77,4 | 77,4 |
Overijssel | 82,2 | 82,2 |
Flevoland | 83,0 | 83,0 |
Limburg | 83,1 | 83,1 |
Utrecht | 83,9 | 81,9 |
Zeeland | 84,4 | 84,4 |
Noord-Brabant | 84,9 | 82,8 |
Drenthe | 92,0 | 92,0 |
Friesland | 92,1 | 89,6 |
Groningen | 95,7 | 95,7 |
Gelderland | 97,9 | 97,9 |
Zuid-Holland | 98,7 | 98,7 |
Gemiddeld | 87,9 | 87,4 |
Maximum tarief | 138,3 |
Ontwikkeling van aantal voertuigen per brandstofsoort
De tabellen hieronder tonen voor de jaren 2020 tot en met 2024 de samenstelling van de voertuigen die in Noord-Holland zijn geregistreere. Ze laten een jaarlijks stijgende trend zien. Daarnaast valt op dat het aandeel van zowel benzine- als elektrische voertuigen blijft stijgen (zowel in absolute aantallen als in procenten). Het aantal dieselvoertuigen daalt de laatste jaren.
Aantal voertuigen | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024* |
---|---|---|---|---|---|
Benzine | 1.251.388 | 1.282.449 | 1.300.845 | 1.364.231 | 1.370.257 |
Diesel | 162.887 | 142.066 | 128.338 | 111.306 | 106.122 |
Elektro | 40.197 | 59.122 | 73.488 | 133.801 | 140.851 |
Overige brandstoffen | 17.818 | 17.327 | 17.141 | 17.030 | 16.896 |
Totaal | 1.472.290 | 1.500.964 | 1.519.812 | 1.626.368 | 1.634.126 |
% Brandstofverbruik | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024* |
---|---|---|---|---|---|
Benzine | 85,0% | 85,2% | 85,6% | 83,9% | 83,9% |
Diesel | 11,1% | 10,5% | 8,4% | 6,8% | 6,5% |
Elektro | 2,7% | 3,0% | 4,9% | 8,2% | 8,6% |
Overige brandstoffen | 1,2% | 1,2% | 1,1% | 1,0% | 1,0% |
Totaal | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% |
*2024 betreft de verdeling op basis van de gewichtsuitdraai per 31-03-2024 |
Overzicht gerealiseerde en geraamde opbrengsten opcenten motorrijtuigenbelasting
Op basis van de gewichtsuitdraai per 1 januari 2024 verwacht de Belastingdienst een zogenoemde 'theoretische' opbrengst provinciale opcenten’ voor 2024 van € 275,6 miljoen (personenauto’s € 274,0 miljoen en motoren € 1,6 miljoen). Voor 2025 houden we rekening met een autonome groei van het aantal voertuigen van 2 procent. Dit verklaart mede de stijging in de jaren 2024 en verder. Daarnaast wordt de stijging in de geraamde opbrengst ook verklaard door het feit dat in 2025 hybride auto’s voor 100 procent belast worden. In de huidige (oude) situatie zou dat 50 procent zijn. Daarnaast tellen voor de jaren 2026 en verder ook de elektrische auto’s voor 100 procent mee in de opbrengsten van de provincies. Het Rijk bouwt immers de korting in de jaren van 2026–2031 af van 40 procent in 2026 naar 0 procent in 2031. Daarnaast stelt het Rijk extra middelen beschikbaar aan provincies ter compensatie van de jaren waarin nog een gedeeltelijke vrijstelling geldt voor elektrische auto’s.
Voorgesteld wordt om voor 2024 tot en met 2028 rekening te houden met een structurele opbrengst, zoals in de tabel hieronder is opgenomen.
Opbrengsten opcenten MRB | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Jaarrekening | 229,8 | 234,9 | - | - | - | - | - |
Begroting | 229,1 | 231,5 | 275,6 | 294,7 | 357,2 | 363,0 | 368,8 |
Onderdeel van hiervoor vermelde aantallen voertuigen zijn de leasevoertuigen. Hierna wordt deze categorie nader toegelicht.
Aantal leasevoertuigen in Noord-Holland
Een verandering in de provinciale belastinggrondslag (bijvoorbeeld door de verhuizing van een grootwagenparkhouder of een leasebedrijf naar een andere provincie) werkt direct en egaliserend door in de verdeling van het provinciefonds. Onderstaand overzicht geeft inzicht in de ontwikkeling van het aantal leasevoertuigen in Nederland en in de provincie Noord-Holland.
Noord-Holland | 31-12-2020 | 31-12-2021 | 31-12-2022 | 31-12-2023 | 31-12-2024 |
---|---|---|---|---|---|
GWH | |||||
Personenauto's | 154.179 | 161.035 | 175.403 | 270.321 | 269.400 |
Motoren | 77 | 100 | 103 | 28 | 24 |
154.256 | 161.135 | 175.506 | 270.349 | 269.424 | |
Particulieren | 31-12-2020 | 31-12-2021 | 31-12-2022 | 31-12-2023 | 31-12-2024 |
Personenauto's | 51.026 | 56.012 | 58.078 | 61.454 | 61.518 |
Motoren | 40 | 52 | 78 | 74 | 82 |
51.066 | 56.064 | 58.156 | 61.528 | 61.600 | |
Totaal | 205.322 | 217.199 | 233.662 | 331.877 | 331.024 |
Onbenutte belastingcapaciteit
Het maximum aantal opcenten dat provincies mogen heffen wordt wettelijk vastgesteld. Dit wordt jaarlijks in de septembercirculaire van het provinciefonds gepubliceerd. Voor 2024 ligt het maximum op 138,3 opcenten. Uitgaande van de verwachte opbrengstraming voor 2024 van € 275,6 miljoen en het huidige opcententarief (77,4) is de opbrengst per opcent € 3,56 miljoen. Uitgaande van het maximumtarief opcenten 2024 (138,3) zijn 60,9 opcenten onbenut. De theoretische (meer)opbrengst vanwege onbenutte belastingcapaciteit bedraagt afgerond € 217 miljoen.
Opbrengst opcenten (*€ 1 mln.) | Opcenten tarief 2024 | Opbrengst per opcent (*€ 1 mln.) | Maximum opcenten tarief 2024 | Maximale opbrengst 2024 (*€ 1 mln. | Onbenutte belastingcapaciteit 2024 (*€1 mln.) |
---|---|---|---|---|---|
€ 275,60 | € 77,40 | € 3,56 | € 138,30 | € 492,40 | € 217,00 |
Grondwater(onttrekkings)heffing
Sinds 1 januari 2010 was de grondwaterheffing gebaseerd op de Waterwet. Door de invoering van de Omgevingswet wordt deze heffing gebaseerd op de deze wet en wordt nu grondwateronttrekkingsheffing genoemd. De heffing is uitsluitend bestemd voor de kosten voor het grondwaterbeheer die ten laste komen van de provincie, waaronder het tegengaan van verdroging in bepaalde gebieden. In 2023 bedroeg de opbrengst van de grondwaterheffing € 736.000 (afgerond). Er is een voorziening ingesteld met als doel onnodige fluctuaties van het heffingstarief tegen te gaan. Deze is tevens bedoeld om onvoorziene en ontoerekenbare schades te betalen. Heffingsplichtig zijn de onttrekkers van 25.000 m³ of meer grondwater per heffingsjaar. Het tarief is vastgesteld op € 0,0085 per m³ onttrokken grondwater. Voor 2025 wordt een opbrengst geraamd van € 800.000.
Leges
Provincies hebben een aantal taken die leiden tot de afname van individuele diensten door bewoners of bedrijven. De afnemers van zo’n dienst betalen leges om de kosten te dekken (zoals personeels-, huisvestings- en materiaalkosten). In de tarieventabel die hoort bij de legesverordening zijn de provinciale legestarieven opgenomen voor onder andere het verstrekken van vergunningen in het kader van de fysieke leefomgeving, wateractiviteiten, ontgrondingsactiviteiten, flora- en fauna-activiteiten en milieubelastende activiteiten.
Uitgangspunt van Provinciale Staten is dat leges voor een vergunningsaanvraag kostendekkend zijn of worden. Dat wordt in eerste instantie bereikt door het optimaliseren van efficiency en in tweede instantie door het verhogen van de tarieven. Dit beleid vereist inzicht in de kostenstructuur, -beheersing en -toerekening. In december 2019 is besloten de leges voor de vergunningsaanvragen gefaseerd in drie jaar naar een kostendekkend niveau te brengen. Om te berekeken of de leges de kosten dekken, gaan we uit van een gemiddelde tijdsbesteding per vergunningsaanvraag. Deze wordt jaarlijks met de vergunningverlenende organisaties (waaronder de omgevingsdiensten) afgestemd. Het uurtarief van de omgevingsdienst en provincie wordt gehanteerd om de hoogte van de leges te berekenen. De legesverordening 2025 (met de daarbij behorende legestabel 2025) wordt gelijktijdig met de behandeling van de begroting 2025 ter vaststelling aangeboden aan Provinciale Staten.
Kostendekkendheid leges in 2025
De uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-taken) is opgedragen aan de omgevingsdiensten: Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (ODNZKG), Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (OD NHN), Omgevingsdienst IJmond (OD IJmond) en Omgevingsdienst Flevoland & Gooi- en Vechtstreek (OFGV). De kosten verbonden aan de VTH-taken zijn opgenomen in de lumpsumbekostiging van deze omgevingsdiensten. Bij de berekening van de leges en de kostendekkendheid mogen alleen de kosten van de vergunningverlening worden doorberekend. Het onderstaande overzicht geeft enig inzicht in de mate waarin de leges de kosten dekken. De te realiseren opbrengsten voor 2025 zijn gebaseerd op de kostendekkende tarieven en het aantal vergunningsaanvragen dat naar verwachting het komende jaar wordt ingediend.
Kostprijsberekening methode
Om de kostprijs van de diverse vergunningsaanvragen te berekenen, maken we gebruik van de Activity Based Costing method (ABC-methode). Deze methode wordt beschreven in de handleiding kostentoerekening 2016 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De ABC-methode is de meest transparante methode. Bij deze methode worden alle handelingen om te komen tot een vergunning onderzocht en vervolgens vermenigvuldigd met een uurtarief van een behandelend ambtenaar bij de provincie Noord-Holland en/of de uurtarieven omgevingsdiensten. Voor de uurtarieven van de provincie worden de tarieven gehanteerd uit de Handleiding overheidstarieven.
Bij de berekening van de leges gaan we uit van de gemiddelde tijdsbesteding per vergunningsaanvraag. De onderbouwing van de kostendekkendheid leggen we vast in de rapportage kostendekkendheid 2025.
Tarieventabel leges | Uitvoerende organisatie | Baten begroot 2024 | Lasten begroot 2024 | Kostendekkendheid begroot 2024 |
---|---|---|---|---|
Fysieke leefomgeving | OD NZKG | € 1.900.000 | € 1.645.000 | 115,5% |
Milieubelastende activiteiten | OD NZKG, ODIJ | € 500.000 | € 4.746.000 | 10,5% |
Wegen/waterwegen | Provincie Noord-Holland | € 455.000 | € 522.000 | 87,1% |
Wateractiviteiten | OD NZKG | € 360.000 | € 903.000 | 39,8% |
Baden en zwemmen | OD NHN | € 13.000 | € 44.000 | 29,5% |
Ontgrondingswet | OD NZKG | € 70.000 | € 66.000 | 106,0% |
Wadloop | provincie Fryslân | € 9.000 | € 13.000 | 69,2% |
Schadevergoeding* | Bij12/faunafonds | € 375.000 | € 750.000 | 50,0% |
Natura 2000 flora en fauna activiteiten | OD NHN | € 400.000 | € 1.752.000 | 22,8% |
Luchtvaartwet | OD NZKG en PNH | € 16.000 | € 44.000 | 36,3% |
Overige | Provincie Noord-Holland | € 10.000 | € 0 | 0,0% |
Totaal provinciale heffingen | € 4.108.000 | € 10.485.000 | 39,1% | |
* De leges Schadevergoeding (BIJ12) en Wadloop worden ontvangen bij de uitvoerende organisaties, respectievelijk. BIJ12/faunafonds en de provincie Friesland. Deze legesopbrengsten worden verrekend met de bijdrage die de provincie Noord-Holland moet betalen. Daarmee lopen deze baten niet via de begroting van de provincie. |
Ontwikkelingen met betrekking tot leges
De invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2024 heeft gezorgd voor een verschuiving in de regelgeving en tarieven. De eerste maanden van 2024 hebben gemeenten, provincies en omgevingsdiensten de nodige ervaringen opgedaan met de nieuwe regelgeving die voortkomt uit de Omgevingswet. Deze hebben geleid tot een aantal redactionele aanpassingen in de legesverordening en de tarieventabel 2025. Deze aanpassingen worden bij de behandeling van de legesverordening nader toegelicht.
De aanpassingen in de legesverordening en de tarieventabel 2025 (en de berekening van de legestarieven) worden aan Provinciale Staten ter besluitvorming voorgelegd.
Nazorgheffing gesloten stortplaatsen
In de zogenoemde Leemtewet is op 1 april 1998 een regeling in de Wet milieubeheer opgenomen voor de nazorg van operationele stortplaatsen. Dit zijn stortplaatsen waar het storten van afvalstoffen niet vóór 1 september 1996 is beëindigd. De Leemtewet bepaalt dat de provincies er bestuurlijk en financieel voor verantwoordelijk zijn dat deze stortplaatsen na sluiting geen nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Daartoe vindt eeuwigdurende nazorg plaats: de provincie moet maatregelen nemen om bodembeschermende voorzieningen op gesloten stortplaatsen in stand te houden, te onderhouden, te herstellen en eventueel te vervangen. Verder moeten de bodembeschermende voorzieningen regelmatig worden geïnspecteerd en de bodem onder de stortplaats worden onderzocht. Ter bestrijding van deze kosten is een nazorgheffing ingesteld, die wordt geheven bij de exploitanten van de operationele stortplaatsen. De jaarlijkse heffing staat in een tarieventabel die Provinciale Staten vaststelt. De tarieven worden berekend aan de hand van het doelvermogen dat aanwezig moet zijn bij sluiting van de stortplaats en het opgebouwde kapitaal in het Nazorgfonds. De heffingen worden in het Nazorgfonds gestort, dat uitsluitend voor nazorg is bestemd. Het Nazorgfonds is een bij wet vastgestelde rechtspersoon. In dit fonds wordt een zodanig kapitaal opgebouwd dat uit het rendement daarop de eeuwigdurende nazorg gefinancierd kan worden. Voor het begrotingsjaar 2025 wordt vooralsnog geen opbrengst geraamd.
Opbrengst belastingen en lokale heffingen x € 1 mln. | |||||
---|---|---|---|---|---|
Belasting / Heffing | Jaarrekening 2021 | Jaarrekening 2022 | Jaarrekening 2023 | Begroting 2024 | Begroting 2025 |
Opcenten motorrijtuigenbelasting | € 226,4 | € 229,8 | € 234,9 | € 275,6 | € 294,7 |
Grondwaterheffing | € 0,8 | € 0,8 | € 0,8 | € 0,8 | € 0,8 |
Leges | |||||
* Fysieke leefomgeving | € 1,8 | € 2,0 | € 3,1 | € 1,6 | € 1,9 |
* overige leges | € 1,0 | € 1,5 | € 1,8 | € 2,2 | € 2,2 |